woensdag 25 april 2012

Beeldende vorming: Klassieke afbeelding

Klassieke afbeelding
Jan Steen - Het vrolijke huiswaarts 1670 - 1679
Ruimte:
Er word goed gebruikt van de ruimte. Je ziet gelijk wat er belangrijk is, de boot staat namelijk op de voorgrond. Hieraan merk je dat de boot met de mensen het belangrijkste is. Het huis is op achtegrond verdwenen. Dat merk je doordat het bijna dezelfde kleur heeft als de achtergrond.

Kleur:
Er wordt gebruik gemaakt van grauwe kleuren. Het is somber het straalt geen vrolijkheid uit. Het enige wat  het schilderij enigszins gezellig maakt is dat de mensen een lachend gezicht hebben. Het huis is verdwenen in de achtergrond. Dit komt vooral door de kleur die het huis heeft. Het heeft dezelfde kleurtinten als de bomen en de grauwe lucht. De kinderen hebben redelijke felle kleurtjes aan.

Vorm:
De vormgeving  is realistisch. Het heeft de goede verhouding. Het is niet zo dat het huis supergroot is en de boot heel klein. Ze zijn in vergelijking met elkaar. De mensen hebben ronde vormen en zijn niet hoekig.

Textuur:
Je ziet dat de grond niet strak is. Het heeft een aarde gevoel, dus het is ruig en niet strak. Het hout is niet vlak, maar heeft naden erin zitten. De broeken zie je de kreukels duidelijk in. De gezichten daarintegen zijn wel glad en mooi. Je ziet geen rimpeltje fronsje niks. Het is allemaal mooi en glad. Dit duidt erop dat ze streefde naar perfectie.

Compositie:
De boot is naar de voorgrond, daardoor valt het huis en het water een beetje in het niet. In dit schilderij gaat het om de mensen en de boot. De mensen trekken de aandacht, door hun gekleurde truien. Je ziet dat de mensen die uit het huis komen kleiner zijn dan de mensen die in de boot zitten.

Beeldbeschouwen

Startvragen: Wat zie je?

Onderzoeksvraag: Wat doen de mensen?

Analysevraag: Hoe kan je zien wat de mensen doen?

Speculatieve vraag: Denk je dat we het nu nog zo doen?

Vragen die tot een oordeel leiden: Denk je dat de mensen nu nog steeds naar perfectie streven?

Beeldende Opdracht:
Je gaat op reis naar een land. Hier heb je een vervoersmiddel voor nodig. Dit moet aan 3 kenmerken voldoen. Drie verschillende constructies. Gebruik van restafval. Er moet te zien zijn of naar een koud land gaat of warm land. Dit mag niet via vlaggen van een land. Met verschillende constructies. Dus lijm, sateprikkers, knijpers, lijmpistool, touw, ijzerdraad enzovoort.

Receptieve fase:
Beelden laten zien van vervoersmiddelen, koude en warme landen. Deze beelden beschouwen en bespreken. 

Productieve fase:
De kinderen gaan aan de slag met hun vervoersmiddel maken. Met de 3 kenmerken.

Reflectieve fase:
De kinderen gaan elkaars werk beschouwen en bespreken. Of het aan de opdracht heeft voldaan.

Ontwikkelingsfase: Ambachtelijk
De kinderen zitten in de ambachtelijke fase, de kinderen nemen alles nog heel letterlijk. Alles moet dus heel realistisch zijn. Zo zullen de kinderen hun vervoersmiddel ook produceren.






Geen opmerkingen:

Een reactie posten