donderdag 26 april 2012

Beeldende vorming Lesopzet

Beeldende Opdracht:
Je gaat op reis naar een land. Hier heb je een vervoersmiddel voor nodig. Dit moet aan 3 kenmerken voldoen. Drie verschillende constructies. Gebruik van restafval. Er moet te zien zijn of naar een koud land gaat of warm land. Dit mag niet via vlaggen van een land. Met verschillende constructies. Dus lijm, sateprikkers, knijpers, lijmpistool, touw, ijzerdraad enzovoort.


Receptieve fase:

Beelden laten zien van vervoersmiddelen, koude en warme landen. Deze beelden beschouwen en bespreken.


Productieve fase:

De kinderen gaan aan de slag met hun vervoersmiddel maken. Met de 3 kenmerken.

 
Reflectieve fase:

De kinderen gaan elkaars werk beschouwen en bespreken. Of het aan de opdracht heeft voldaan.


Ontwikkelingsfase: Ambachtelijk

De kinderen zitten in de ambachtelijke fase, de kinderen nemen alles nog heel letterlijk. Alles moet dus heel realistisch zijn. Zo zullen de kinderen hun vervoersmiddel ook produceren.
 
Lesopzet
Introductie:
De leerlingen hebben restafval meegenomen.
In de klas liggen verschillende materialen voor de constructie.
Ice Age en Madagascar
 
 
 
 
Kern:
Je gaat op reis naar een land. Hier heb je een vervoersmiddel voor nodig. Dit moet aan 3 kenmerken voldoen. Drie verschillende constructies. Gebruik van restafval. Er moet te zien zijn of naar een koud land gaat of warm land. Dit mag niet via vlaggen van een land. Met verschillende constructies. Dus lijm, sateprikkers, knijpers, lijmpistool, touw, ijzerdraad enzovoort.

Afsluiten:
De kinderen gaan elkaars werk beschouwen en bespreken. Of het aan de opdracht heeft voldaan. En ook of het aan de kenmerken heeft voldaan. De constructies bespreken waar de leerlingen gebruik van hebben gemaakt.

Muziek: Domein bewegen

Domein bewegen:

Weet je hoe ik ging douchen! Met wel 1 druppel!! Ik zal laten zien hoe ik dat deed. De laatste druppel:

eerst op je hoofd en laat hem rondgaan
dan door naar je schouder en laat hem hen en weer gaan
dan van je hand naar je elleboog van je hand naar je elleboog
en gooi hem heeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeel hoog
en vang hem op in je navel
en hops hem omhoog met je billen
en op je knie en been en knie en been
en op je voet en andere voet
en de druppel is weg

nu afdrogen! Met de handdoek heen en weer

Domein Liedje

Muziek: Mindmap


Beeldende Vorming: Productieve Fase

Productieve Fase
In de les beeldende vorming kregen we een beeldend probleem: een erg moe uitziende boer. Dit moesten we gaan maken met klei. Hier het resultaat:







WELKOM OP ONZE BLOG! 

we leiden jullie op onze blog door het thema reizen en vervoer. We hebben drie kunstzinnige oriëntatie vakken: Muziek, beeldende vorming en drama. Er staan leuke lesideeën op! We leiden jullie graag door onze blog heen. Veel kijk plezier!

Groetjes, 
Carmen, Lisa, Vivian, Stephanie

Beeldende Vorming: Ontwikkelingsfasen en Procesfasen

Ontwikkelingfasen en Procesfasen


Ontwikkelingsfasen
Favoritisme
Je vindt een beeld mooi, omdat het past in jou wereld. Je beleeft de wereld op je eigen manier en daardoor vindt je andere dingen mooi dan andere mensen. 


Ambachtelijk
Je richt je op het schematisch realisme. Je vindt een beeld mooi, als het onderwerp van het kunstobject je aanspreekt. In deze fase kun je de abstracte kunst benoemen en er mee leven. Je vindt een beeldt goed als het een werkelijke indruk geeft. 


Expressiviteit
Je gaat met je hart kijken naar een beeld. Het  kan je op dit punt gaan raken. Het beeld geeft je een gevoel. 


Formalisme
Je bent bewust dat er een betekenis zit achter het beeld. Je gaat hier naar op zoek. Je kunt benoemen welke dingen iets betekenen. En je kunt je mening delen met andere.


Open mind
Je beseft dat een beeld bij iedereen verschillende dingen kan oproepen. Je oordeel krijgt op dit punt een meer sociaal en moreel karakter.


Procesfasen
Receptief
Beelden gaan beleven, beschouwen en bespreken.


Productief
Ze gaan nu zelf een beeld maken met inspiratie uit de receptieve fase.


Reflectief
Het beeld dat ze zelf gemaakt hebben. Gaan de leerlingen nu beleven, beschouwen en bespreken. 

woensdag 25 april 2012

Muziek: liedje aanleren

\

We maken gebruik van de weggeeftechniek. De leerkracht zingt eerst het hele lied voor. Daarna leren we de kinderen eerst het refrein. 

1. He ga je met ons mee! 
(juf zingt de rest van het refrein)

1. he ga je met ons mee 
2. we reizen over land
door de lucht over zee
Hey Hey
(juf zingt de rest)

1. He ga je met ons mee
2. we reizen over land 
door de lucht over zee
Hey Hey
3. Britt en Ymke an het front
(juf zingt de rest)

1. he ga je met ons mee
2. we reizen over land
door de lucht over zee
hey hey
3. Britt en Ymke aan het front
4. de hele wereld rond 
avontuur met zijn twee
ja daar komt ieeeeee

Daarna leren we de coupletten aan. 

Beeldende vorming: post-moderne afbeelding

Post-moderne afbeelding
Marc Chagall - I and the Village 1911

Ruimte:
De ruimte wordt veel benut. Het is erg vol en druk en je ziet veel dingen tegelijk. Hij gebruikte een unieke stijl, vol met symboliek en waarin veel dierfiguren voor kwamen uit verschillende landen. Ook veel bijbelse thema's verwerkte hij in zijn schilderijen.
Zo zien we bovenin een Russisch orthodoxe kerk en staan verschillende bijbelverwijzingen in het schilderij (levensboom, kruis om de nek van de man). Het was in de tijd van het overbrengen van het geloof. Het geloof 'reisde' de wereld over.

Kleur:
Er wordt heel veel gebruik gemaakt van verschillende felle kleuren. De kleuren zijn niet realistisch. De schilder heeft eigenlijk het kubisme kleur gegeven.

Vorm:
De schilder gebruikt abstracte kwaliteit door de sterke geometrische vormen.

Textuur:
Het is een wolkachtige structuur.

Compositie:
Het gezicht en het paardenhoofd zijn te zien op de voorgrond en de hand met het plantje ook. Op de achtergrond is een vrouw met een viool te zien en een boer en boerin. Het gaat vooral om de mensen en hun omgeving (de wereld, reizen)
Afrika:Vlag van Afrika
Muziekinstrument van Afrika: Djembé


                 
                                                           







Spanje:
Vlag van Spanje
Muziekinstrument van Spanje: Castagnetten
           



Mexico:Vlag van Mexico
Muziekinstrument van Mexico: Sambaballen
                


Oostenrijk:Vlag van Oostenrijk:
Muziekinstrument van Oostenrijk: Koebel

            

Cuba:Vlag van Cuba
Muziekinstrument van Cuba: Claves

                     

Beeldende vorming: modernistische afbeelding

Modernistische afbeelding
Chris Ludlow-Rétromobile Salon-1933

Ruimte:
Er wordt weinig gebruik gemaakt van de ruimte. De trein en de auto nemen een grote plaats in, in het schilderij. Er is geen achtergrond te zien op het schilderij en je ziet niet waar de trein en auto naartoe rijden. Het enige wat ruimte schept in het schilderij is de lucht en de snelheid die je ziet. De snelheid in het schilderij is te zien aan de strakke lijnen en de stoom uit de trein en auto die naar achter waait.

Kleur:
De kleuren die in het schilderij gebruikt zijn, zijn vooral koele kleuren. Er zijn veel blauw en wit tinten gebruikt. Dit geeft het schilderij een koude/koele uitstraling. Dit is gedaan om de snelheid te creeren in het schilderij.

Vorm:
Er is in het schilderij gebruik gemaakt van strakke vormen en lijnen. Dit zie je vooral aan de contouren van de auto en de trein en de lijnen die op de grond geschilderd zijn. De vorm van de auto is eigenlijk de vorm van een computer muis. Op het schilderij wil de schilder laten zien dat het nieuwe vervoersmiddel (het internet, uitgebeeld door de auto) sneller is dan de trein.

Textuur:
De textuur is erg belangrijk. In het schilderij is een strakke en gladde textuur aangebracht. Dit is gedaan om de snelheid in het schilderij te laten zien en te tonen. De auto en trein zijn ook strak geschilderd, dit om dezelfde reden.

Compositie:
Het is een diagonale compositie, de geschilderde lijnen staan diagonaal, ook de auto en trein hebben een diagonale positie in het schilderij. Er is wel een verschil in de diagonale lijnen te zien. De lijnen  bij de auto en de auto lopen van boven naar beneden. De lijnen bij de lucht en trein lopen van het midden naar boven.

Beeldende vorming: Klassieke afbeelding

Klassieke afbeelding
Jan Steen - Het vrolijke huiswaarts 1670 - 1679
Ruimte:
Er word goed gebruikt van de ruimte. Je ziet gelijk wat er belangrijk is, de boot staat namelijk op de voorgrond. Hieraan merk je dat de boot met de mensen het belangrijkste is. Het huis is op achtegrond verdwenen. Dat merk je doordat het bijna dezelfde kleur heeft als de achtergrond.

Kleur:
Er wordt gebruik gemaakt van grauwe kleuren. Het is somber het straalt geen vrolijkheid uit. Het enige wat  het schilderij enigszins gezellig maakt is dat de mensen een lachend gezicht hebben. Het huis is verdwenen in de achtergrond. Dit komt vooral door de kleur die het huis heeft. Het heeft dezelfde kleurtinten als de bomen en de grauwe lucht. De kinderen hebben redelijke felle kleurtjes aan.

Vorm:
De vormgeving  is realistisch. Het heeft de goede verhouding. Het is niet zo dat het huis supergroot is en de boot heel klein. Ze zijn in vergelijking met elkaar. De mensen hebben ronde vormen en zijn niet hoekig.

Textuur:
Je ziet dat de grond niet strak is. Het heeft een aarde gevoel, dus het is ruig en niet strak. Het hout is niet vlak, maar heeft naden erin zitten. De broeken zie je de kreukels duidelijk in. De gezichten daarintegen zijn wel glad en mooi. Je ziet geen rimpeltje fronsje niks. Het is allemaal mooi en glad. Dit duidt erop dat ze streefde naar perfectie.

Compositie:
De boot is naar de voorgrond, daardoor valt het huis en het water een beetje in het niet. In dit schilderij gaat het om de mensen en de boot. De mensen trekken de aandacht, door hun gekleurde truien. Je ziet dat de mensen die uit het huis komen kleiner zijn dan de mensen die in de boot zitten.

Beeldbeschouwen

Startvragen: Wat zie je?

Onderzoeksvraag: Wat doen de mensen?

Analysevraag: Hoe kan je zien wat de mensen doen?

Speculatieve vraag: Denk je dat we het nu nog zo doen?

Vragen die tot een oordeel leiden: Denk je dat de mensen nu nog steeds naar perfectie streven?

Beeldende Opdracht:
Je gaat op reis naar een land. Hier heb je een vervoersmiddel voor nodig. Dit moet aan 3 kenmerken voldoen. Drie verschillende constructies. Gebruik van restafval. Er moet te zien zijn of naar een koud land gaat of warm land. Dit mag niet via vlaggen van een land. Met verschillende constructies. Dus lijm, sateprikkers, knijpers, lijmpistool, touw, ijzerdraad enzovoort.

Receptieve fase:
Beelden laten zien van vervoersmiddelen, koude en warme landen. Deze beelden beschouwen en bespreken. 

Productieve fase:
De kinderen gaan aan de slag met hun vervoersmiddel maken. Met de 3 kenmerken.

Reflectieve fase:
De kinderen gaan elkaars werk beschouwen en bespreken. Of het aan de opdracht heeft voldaan.

Ontwikkelingsfase: Ambachtelijk
De kinderen zitten in de ambachtelijke fase, de kinderen nemen alles nog heel letterlijk. Alles moet dus heel realistisch zijn. Zo zullen de kinderen hun vervoersmiddel ook produceren.






zaterdag 14 april 2012

Drama: Lesopzet

Thema: Reizen
Doelgroep: Middenbouw

Introductie:
Je vertelt over reizen en op de manieren hoe je kan reizen, zoals met de boot het vliegtuig de auto te fiets. Je bespreekt dit samen met de leerlingen. Hierna voer je het 'ik ga op reis en ik neem mee' spel uit.

Kern: 
Als eerste doen we een opdracht zonder te praten. Hiervoor hebben we gekozen zodat ze eerst aan hun lichaamstaal denken en daarna zich kunnen concentreren op het praten. We zetten vier stoelen neer en doen net alsof dat de'bus' is. De leerlingen gaan één voor één in de bus zitten en beelden typetjes uit. Dit allemaal zonder te praten. Als de hele groep is geweest, bespreek je samen wat wel en niet goed ging. Dit kan je nog een keer doen. Hierbij let je dan ook op de verbeterpunten.

Voor de tweede opdracht pakt iedereen pen en papier en laat je ze vier woorden opschrijven: waar, hoe, wanneer en met wie. De eerste vult waar in en geeft het blaadje door, dit gaat zo door tot alle vragen zijn beantwoord. (LET OP! Ze moeten in het kader reizen blijven met hun antwoorden) Dan stel je groepjes samen van 4 of 5 en laat ze van elk blaadje een antwoord kiezen. Dit moeten ze daarna opvoeren voor de groep. Dit kunnen ze helemaal naar eigen wijze invullen

Afsluiting:
We geven feedback over de toneelstukjes en waar we de volgende keer op moeten letten. Ook blikken we terug over de les zelf, was het leuk? Deed iedereen goed mee? enzovoort.


donderdag 5 april 2012

Drama: Mindmap

Drama: Inleiding

3 mensen hebben een lot gekocht. Ze gaan op tv kijken of ze hebben gewonnen, iemand speelt degene die de cijferbingo opnoemt. De 3 mensen achter de tv hebben gewonnen!
Met het geld gaan ze op vakantie, ze gaan op de computer kijken waar ze heen gaan. Op sites kijken voor een vakantie naar Italie, Ijsland en Afrika. Uiteindelijk besluiten ze om naar Afrika te gaan.
Met z'n 4en naar de GGD om zich te laten inenten. Vervolgens gaan ze naar huis om hun koffer in te pakken. Dan gaan ze met de auto naar het vliegveld. Dan gaan ze in het vliegtuig naar Afrika. Als ze aankomen in Afrika gaan ze op de olifant naar hun hutje toe.
De volgende dag gaan ze de jungle in en komen ze dieren en insecten tegen.

Muziek erbij: onder het toneelstukje het liedje Belgie van het goede doel. In de jungle het liedje van bert en ernie afspelen.

Nodig: lot, stoelen om achter de tv te zitten, computer, iets voor de GGD, koffer/tas, knuffels voor de jungle en misschien groene kleding.

Muziek: Domein Muziek Maken

Thema: Reizen
Doelgroep: Onderbouw

Opdracht:
De kinderen worden in groepjes van 3 verdeeld.
Dan krijgen ze per groepje een land aangewezen en een bepaald geluid dat ze moeten maken met het instrument wat ze krijgen.
Wanneer dan hun land wordt genoemd door de juf of meester moeten zij het geluid maken met hun instrument.

Voorbeeld: Een groepje kinderen zijn 'Engeland' en krijgen een trommel.
Een ander groepje 'Frankrijk' en krijgen een fluit.
Weer een ander groepje 'Spanje' en krijgen een sambabal.
Enzovoort.

Dan begint de juf met 1 voor 1 rustig opnoemen.
Wanneer dit goed gaat kan de juf steeds sneller achter elkaar de landen noemen.
En misschien zelfs wel eerst alle landen noemen, en de kinderen daarna pas de volgorde laten spelen, dit kan alleen wanneer de andere opgave te gemakkelijk is voor de kinderen.

Muziek: Domein Lezen en Noteren

Thema: Reizen
Doelgroep: Onderbouw
Liedje: Ik heb een tante in Marokko


En m'n tante uit Marokko als ze komt - hiep hoi
en m'n tante uit Marokko als ze komt - hiep hoi
en m'n tante uit Marokko, m'n tante uit Marokko
m'n tante uit Marokko als ze komt - hiep hoi.

Zing ik ajaj jippie jippie jee - hiep hoi
zing ik ajaj jippie jippie jee - hiep hoi
zing ik ajaj jippie, ajaj jippie
ajaj jippie jippie jee - hiep hoi!

En ze rijdt op twee kamelen als ze komt - hobbel hobbel
en ze rijdt op twee kamelen als ze komt - hobbel hobbel
en ze rijdt op twee kamelen ze rijdt op twee kamelen
ze rijdt op twee kamelen als ze komt - hobbel hobbel.

Zing ik ajaj jippie jippie jee - hiep hoi
zing ik ajaj jippie jippie jee - hiep hoi
zing ik ajaj jippie, ajaj jippie
ajaj jippie jippie jee - hiep hoi, hobbel hobbel!

En we drinken coca cola als ze komt - blub blub
en we drinken coca cola als ze komt - blub blub
en we drinken coca cola, we drinken coca cola
we drinken coca cola als ze komt - blub blub.

Zing ik ajaj jippie jippie jee - hiep hoi
zing ik ajaj jippie jippie jee - hiep hoi
zing ik ajaj jippie, ajaj jippie
ajaj jippie jippie jee - hiep hoi, hobbel hobbel, blub blub!

En we zingen bij het kampvuur als ze komt - hiep hoi
en we zingen bij het kampvuur als ze komt - hiep hoi
en we zingen bij het kampvuur, we zingen bij het kampvuur
we zingen bij het kampvuur als ze komt - hiep hoi.

Zing ik ajaj jippie jippie jee - hiep hoi
zing ik ajaj jippie jippie jee - hiep hoi
zing ik ajaj jippie, aja jippie
ajaj jippie jippie jee - hiep hoi, hobbel hobbel, blub blub, hiep hoi!


En dan gaat ze met een treintje weer naar huis - tuut tuut
en dan gaat ze met een treintje weer naar huis - tuut tuut
en dan gaat ze met een treintje, dan gaat ze met een treintje
dan gaat ze met een treintje weer naar huis - tuut tuut.

Zing ik ajaj jippie jippie jee - hiep hoi
zing ik ajaj jippie jippie jee - hiep hoi
zing ik ajaj jippie, ajaj jippie
ajaj jippie jippie jee - hiep hoi, hobbel hobbel, blub blub, hiep hoi, tuut tuut! 


Opdracht: 
Je legt aan het begin van de muziekles uit wat een refrein is en wat een couplet is. Je vertelt de kinderen om heel goed te luisteren. Je zingt het liedje een keer voor. Je vraagt of de leerlingen het refrein en de coupletten al herkennen. Je zingt het liedje nog een keer. Je gaat nu samen met de leerlingen het liedje noteren in coupletten refreinen. Een stip is voor een refrein en een strook is voor een couplet. Je zingt het liedje voor en de leerlingen leggen het neer.

Muziek: Domein Luisteren

Thema: Reizen
Doelgroep: Onderbouw
Fragment: NOG OPZOEKEN maar geluiden van auto's, vliegtuigen, boten, motors, ambulance, politieagent

Vragen die de leerlingen moeten beantwoorden bij dit te luisteren fragment:
Wat voor geluiden hoor je?
Hoor je 1 geluid?
Hoor je meerdere geluiden?
Zijn de geluiden hard?
Zijn de geluiden zacht?
Zijn de geluiden hoog?
Zijn de geluiden laag?



Drama: Inleiding spel

Ik ga op reis
De leerlingen zitten in de kring. Een leerling zegt: ik ga op reis en ik neem mee.’ Vervolgens laat hij zien wat hij meeneemt. Bijvoorbeeld een tandenborstel door het tanden-poets-gebaar te maken. Een andere leerling zegt: ík ga op reis en ik neem mee.’ Nu beeldt deze speler eerst de tandenborstel uit en laat vervolgens zien wat hij eraan toevoegt. Bijvoorbeeld een koffer. Hij maakt dit duidelijk door een koffer uit te beelden. Het is de kunst om steeds in de goede volgorde en met duidelijke gebaren te laten zien wat ieder meeneemt.

Drama: Spel

Woordketting
Iemand noemt een woord dat te maken heeft met het thema reizen en onmiddellijk reageert de volgende met het eerste woord wat in hem opkomt. Een variant: iemand noemt een woord en de volgende geeft heel snel een woord beginnend met de laatste letter.

woensdag 4 april 2012

BV: Mindmap


Thema: Reizen




Muziek: Domein Bewegen

Thema: Reizen
Doelgroep: onderbouw
Liedje: Chauffeurtje, tekst en muziek Herman Broekhuizen


Chauffeurtje
Chauffeurtje mag ik mee
mag ik mee met jou?
Ja juffrouw, ja juffrouw.
Chauffeurtje mag ik mee
mag ik mee met jou?
Ja juffrouw.


We gaan naar Amsterdam
en naar Curacao.
Ja juffrouw, ja juffrouw
We gaan naar Amsterdam
en naar Curacao
ja juffrouw


Bewegingen
Dit spel kan het beste in het speellokaal worden gespeeld, want er is veel ruimte voor nodig. De leerkracht maakt enkele bushaltes (gele kaarten) en hangt ze op in het speellokaal. Misschien heb je zelfs nog een paar "chauffeurspetten" (een zwarte band met een embleem voorop) De groep is verdeeld over de verschillende bushaltes. Zet niet bij iedere bushalte evenveel kinderen neer, maar "beman" wel alle bushaltes. Begin eerst met een chauffeur. Deze loopt naar een bushalte toe en laat de groep "instappen": de kinderen lopen achter de chauffeur aan met de handen op de schouders van het kind dat voor ze loopt. De chauffeur brengt de kinderen veilig naar een andere halte toe, waar de groep uitstapt. Dan mag de  volgende groep instappen. Als het spel met een chauffeur goed loopt, kunnen er twee of meer bussen gaan "rijden". Tijdens het "rijden" van de autobus kan het lied gezongen worden door de andere kinderen; als het lied is afgelopen, moet de chauffeur naar de bushalte waar hij het dichtst bij is om de kinderen te laten uitstappen. Van te voren kan ook een vaste route worden afgesproken die de chauffeurs rijden, net als bij een echte bus.



Muziek: Domein Zingen

Thema: Reizen
Doelgroep: Onderbouw
Liedje: Berend Botje ging uit varen


Berend Botje
Berend Botje ging uit varen
met zijn scheepje naar Zuid Laren.
De weg was recht, de weg was krom,
nooit kwam Berend Botje meer om!

1,2,3,4,5,6,7,
waar is Berend Botje gebleven?
Hij is niet hier, hij is niet daar,
hij is naar Amerika!

Amerika! Amerika!
Van je driemaal in de rondte,
van je hopsasa!

inleiding: Vragen stellen wie er weleens op reis is geweest. Hoe en waarheen. Dan aangeven dat we een liedje gaan zingen over een beer die op reis gaat.


werkvorm: zangoefeningen gebruiken zodat de kinderen in een muzikale sfeer komen, hun stembanden worden voorbereid.


aanleren: Het liedje eerst een paar keer voorzingen. De kinderen kunnen mee neuriën en later meezingen. Kleuters zingen vaak uit zichzelf al mee. We laten ze meezingen en proberen na een tijdje de leerlingen zelf zo veel mogelijk te laten zingen.


Bewegingen:
zin 3: armen recht houden en armen krom houden
zin 5: meetellen met de vingers
zin 6: schouders ophalen en handen verbaasd omhoog doen
zin 7: wijzen naar twee verschillende plekken
zin 8: handen omhoog in de lucht
zin 9: handen omhoog in de lucht
zin 10: met je vingers drie rondjes draaien
zin 11: klappen in je handen